Bart op Lesbos
[Terug naar de homepagina]
’Shelter allocation’

Het gaat vandaag een drukke dag worden! Deelt de shift leader mee. Hier en daar klinkt een lichte zucht uit de groep vrijwilligers, de meesten zwijgen, een drukke dag is prima. Aan het einde van de dag zijn we weer een stap verder, ook al lijkt niemand hier precies te weten waarin we dan verder zijn gekomen of welk doel dan dichterbij is gekomen.
Mijn eerste week in het kamp zit erop, volle dagen zijn voorbijgevlogen in de brandende hitte en herinneringen zijn al vervaagd in de wolken stof die iedere keer opwaaien van de wegen door het kamp als zware vrachtwagens en logge graafmachines zich een weg banen door de af en aan lopende vrijwilligers, schoonmakers, fietsende kinderen en hun slenterende ouders, militairen en politieagenten. Hoe het kan dat dit nog steeds goed gaat is me een raadsel, maar iedereen lijkt elkaar in de gaten te houden en bovendien is er geen sprake van een andere optie dan dat al dit verkeer, groot en klein, over dezelfde grindpaden moet en dus maakt niemand zich er druk om. Logisch overigens, want de infrastructuur in het kamp is waarschijnlijk één van de laatste dingen waar de inwoners van het kamp en de vrijwilligers van de NGO’s (Non Governmental Organisations) zich druk om maken. De focus ligt op het onderdak momenteel. In de ‘shelter allocation’ trailer is het altijd druk en er is altijd wat te doen. Met man en macht wordt er gewerkt aan het winterklaar krijgen van het kamp voor de regen het kamp zal veranderen in een modderpoel. De benaming van deze afdeling binnen het grotere geheel van EuroRelief zegt veel over het onderdak in het kamp, letterlijk vertaald naar het Nederlands betekenen deze woorden: ‘schuilplaats toewijzing’ en meer dan dat is het niet. Een thuis of huis krijg je hier niet, dat moet je er zelf van maken. En dat doet men ook. Met talent voor timmerwerk, een neus voor bruikbaar restmateriaal en een grote dosis creativiteit weet familie voor familie een thuis te maken van de hen toegewezen woonvorm.
Momenteel zijn er vier verschillende vormen van onderdak in het kamp. Er staan een dertigtal grote tenten die vanbinnen onderverdeeld zijn in kleine hokjes van vier bij vier meter. In elk van die hokjes slapen acht mensen. Twee vierkante meter per persoon dus. Deze tenten zijn bedoeld voor alleen aangekomen mannen in het ene gedeelte en in een andere gedeelte de alleenstaande moeders met eventueel kinderen. De tweede woonvorm zijn de zogenaamde ‘family tents’ deze tenten zijn kleine, lage, niet waterbestendige tenten en vormden afgelopen winter een groot probleem. De tenten worden opgedeeld in twee delen doormiddel van een doek dat in het midden wordt opgehangen. Aan iedere kant van dat doek heeft een familie van max. vijf personen een paar vierkante meter leefruimte. Vanwege de slechte weerbestendigheid van de family tents worden deze nu actief vervangen door twee nieuwe woonvormen. Isolatieboxen zoals je ze kent van de bouwplaats en ‘RHU’s’ (Refugee Housing Units). Deze door twee studenten ontworpen lichtgewicht woninkjes worden geproduceerd door een samenwerking van de UNHCR en de Ikea foundation. Ze verbeteren de toestand van de vluchtelingen aanzienlijk, maar ik betrap mezelf erop dat ik dat al snel als iets zeer positiefs zie in de eerste dagen dat ik in het kamp ben. De mensen hebben onderdak, een aanzienlijk aantal vierkante meters meer aan ruimte en vanwege pallets op de vloer zal het regenwater komende winter hopelijk onder de voeten van de bewoners doorsijpelen.
Hoe mooi deze innovatie ook is en hoeveel creativiteit deze mensen ook inzetten, het voorkomt niet dat ik later in de week, als ik op weg ben naar een RHU van één van mijn leerlingen, plotseling om me heen kijk en toch opeens zie dat deze omgeving niet meer is dan een sloppenwijk. Waar ik eerst creativiteit zag zie ik nu ook dat er een keerzijde is die tot wasdom komt in scheve aanbouwen en uitbreidingen van krappe en tijdelijke onderkomens. Ik zie de oude stukken zeil en het drijf- en resthout. Ik hoor het continue geronk van de generatoren die voor wat schaarse elektriciteit zorgen. Ik ruik de stank die opstijgt uit de, ondanks dat ze nog maar net aangelegd zijn, van afval vergeven waterafvoerkanaaltjes en ik voel de verzengende hitte in dit schaduwloze dorp vol vluchtelingen, vrijwilligers en bedrijvigheid.
Ik begrijp een stukje beter waarom alle langer aanwezige vrijwilligers er zo vaak op hameren dat we hier niet zijn om dingen op te lossen. Dat moeten we overlaten aan het Griekse en Europese politieke gestel. We zijn hier om, iedere dag, het leven van hopelijk een paar mensen op deze bizarre plek een klein stukje beter te maken. Ik ben hier om hopelijk iedere dag een plek te creëren voor de kinderen in mijn kleine klasjes, waar ze verwacht worden. Waar er iemand uit de wereld is die naar ze omkijkt. Die naar ze vraagt als ze er niet waren. Waar er iemand is die zijn best doet voor hun ontwikkeling. Om hun leven een stukje beter te maken. Iemand die denkt aan een toekomst en een volgende stap.
Aan het einde van deze week besef ik me gelukkig ook dat het allemaal een stuk minder uitmaakt dat hier 3500 mensen in een krottenwijk leven als deze mensen er zijn, iedere dag. Hopelijk ben ik er. Hopelijk wordt voor deze kinderen hun hutje zo een thuis. Hopelijk ontstaat er zo een school onder het stukje zeil dat boven mijn hoofd klappert in de wind terwijl ik zing en de kinderen meedoen.

‘Good morning to you!
Good morning to you!
We’re all in our places,
with bright shining faces.
That is the way,
to start a new day!’
Foto's maken is officieel verboden in het kamp! Daarom kan ik niet zo heel vaak foto's laten zien van het kamp zelf. Deze foto heb ik stiekem gemaakt :) Hier zie je het 'klaslokaal' naast het mijne.